Herdenkingsjaar Slavernijverleden: structureel meer aandacht en erkenning voor ons gedeelde verleden
Nieuwsbericht | 14-10-2022 | 00:00
Het slavernijverleden is een zeer pijnlijk, belangrijk en tot voor kort onderbelicht onderdeel van onze gedeelde geschiedenis. Vanaf volgend jaar, van 1 juli 2023 tot 1 juli 2024, wordt hier in het hele koninkrijk extra aandacht aan besteed tijdens het Herdenkingsjaar Slavernijverleden.
Ruim 300 jaar lang werden volwassenen en kinderen uit delen van Afrika, veelal ook door Nederlandse slavenhandelaren, ontvoerd en onder mensonterende omstandigheden over de Atlantische oceaan verscheept naar de voormalige Nederlandse koloniën: Suriname en de Caraïbische eilanden Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten. Ook de oorspronkelijke bewoners van de verschillende Nederlandse koloniën werden niet ontzien. In Azië werden tot slaaf gemaakten verhandeld naar gebieden die onder het bestuur van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) stonden. Generaties lang werden mensen geboren in slavernij. Zij werden hun leven lang gedwongen tot slavenarbeid, ten dienste van de Nederlandse plantage-eigenaren.
Op 1 juli 1863 werd de slavernij in Suriname en de Caraïbische eilanden, toenmalige koloniën van het Nederlands Koninkrijk, bij wet afgeschaft. Toch moest een groot deel van de tot slaaf gemaakten hierna onder staatstoezicht nog 10 jaar lang op de plantages blijven werken om de “schade van deze maatregel” te beperken voor de plantagehouders. Om die reden is voor velen in het toenmalige koninkrijk de slavernij pas daadwerkelijk ten einde gekomen in 1873. Op 1 juli 2023 is dat 150 jaar geleden.
Vanaf 1858 tot lang na 1873 werden ook met de contractarbeid mensen uit Azië onderworpen aan zware arbeid in Suriname onder het Nederlandse koloniale bewind.
Tijdens het Herdenkingsjaar staat het Nederlands Koninkrijk stil bij deze pijnlijke geschiedenis. En bij hoe deze geschiedenis vandaag de dag nog een negatieve rol speelt in het leven van mensen. De Rijksoverheid ondersteunt initiatieven van of in samenwerking met de verschillende groepen en gemeenschappen met een relatie tot het slavernijverleden. Zo wordt het Herdenkingsjaar Slavernijverleden een jaar vanuit de samenleving zelf.
De subsidieregelingen
In juni en juli 2023 wordt het jaar in het hele koninkrijk groots geopend, en in juli 2024 is de sluiting van het Herdenkingsjaar. De Rijksoverheid hoopt met dit herdenkingsjaar bij te dragen aan het blijvend vergroten van kennis en verbinding in de samenleving.
Het kabinet stelt hiernaast 2 miljoen euro beschikbaar voor de organisatie van activiteiten tijdens het Herdenkingsjaar door bijvoorbeeld maatschappelijke organisaties en culturele instellingen. Met dit geld kunnen zowel grotere instellingen als kleine lokale initiatieven of individuen budget aanvragen om maatschappelijke en/of culturele activiteiten te organiseren. De uitvoering verloopt via twee cultuurfondsen: Het Mondriaan Fonds en het Fonds voor Cultuurparticipatie.
Initiatiefnemers, zoals musea, theaters en archieven, maar ook particuliere initiatiefnemers zoals kunstenaars, creatieve makers of organisatoren, kunnen een aanvraag indienen voor financiering voor de organisatie van een activiteit tijdens het Herdenkingsjaar. Het Mondriaan Fonds en het Fonds voor Cultuurparticipatie beoordelen de aanvragen zelfstandig, via een representatieve beoordelingscommissie met kennis van het slavernijverleden en de betrokken gemeenschappen. Iedereen in het koninkrijk die een activiteit wil organiseren in het Herdenkingsjaar kan een aanvraag doen. Informatie hierover is te vinden op de websites van het Mondriaan Fonds en het Fonds voor Cultuurparticipatie.
Tijdens het herdenkingsjaar staan we in het gehele Koninkrijk stil bij het slavernijverleden. Dit gebeurt 150 jaar na de daadwerkelijke afschaffing van de slavernij in de toenmalige Nederlandse koloniën in 1873. Toen liep de periode van 10 jaar staatstoezicht af, die ingesteld was na de formele afschaffing van de slavernij in 1863. Vanaf 1858 tot lang na 1873 werden ook met de contractarbeid mensen uit Azië onderworpen aan zware arbeid in Suriname onder het Nederlandse koloniale bewind, waarin patronen vanuit de slavernij vaak nog aanwezig waren.
Het slavernijverleden is een zeer pijnlijk, maar belangrijk en tot voor kort onderbelicht onderdeel van onze geschiedenis als koninkrijk. Het is een verleden dat de maatschappij zoals we die nu kennen heeft gevormd en is daarom een geschiedenis van ons allemaal. Het is een verleden dat nog steeds doorwerkt, effecten heeft in het heden waar mensen ook nu in hun dagelijks leven nog last van ondervinden bijvoorbeeld in de vorm van discriminatie en racisme. Er is daarom behoefte aan erkenning van dit verleden. De Rijksoverheid hoopt met dit herdenkingsjaar bij te dragen aan blijvend kennisvergroting en verbinding in de samenleving.
Het herdenkingsjaar is gericht op de gehele samenleving Koninkrijks breed.
Van 1 juli 2023 tot en met 1 juli 2024 staan we een jaar lang stil bij de 150-jarige afschaffing van de slavernij in het Koninkrijk. Vanuit de Rijksoverheid wordt de opening van het jaar gefaciliteerd met aandacht voor herdenking en inhoudelijke programmering en een evenement dat het eind van het Herdenkingsjaar markeert. Daarnaast stelt de Rijksoverheid via twee Rijkscultuurfondsen 2 miljoen euro beschikbaar om culturele, maatschappelijke en educatieve activiteiten vanuit de samenleving te faciliteren. Centraal staan perspectieven van alle verschillende groepen en gemeenschappen die deel uit maken van dit tot nu toe onderbelichte verleden, die de slavernij in het toenmalige Nederlandse Koninkrijk en de periode van contractarbeid daarna willen herdenken.
Hoewel de Rijksoverheid begrijpt dat voor veel mensen in onze samenleving het Herdenkingsjaar onderdeel is van een bredere roep om erkenning, staat de organisatie van het Herdenkingsjaar los van de eventuele afweging tot het aanmerken van 1 juli als nationale feestdag. Het kabinet neemt dit onderwerp mee in de kabinetsreactie op het rapport van de dialooggroep. In het algemeen geldt dat het niet aan het Kabinet is om te bepalen of Nederlanders ook op nationale feestdagen vrij zijn, dat wordt namelijk vastgelegd in CAO’s en/of arbeidscontracten.
1 juli 2023 is een zeer belangrijke, symbolische en bekende datum in relatie tot het slavernijverleden. Op 1 juli 1863 werd de slavernij in de voormalige koloniën formeel afgeschaft. Het is ook de datum waarop de Nationale Herdenking Slavernijverleden plaatsvindt.
Het vertrekpunt van het Herdenkingsjaar is het Trans-Atlantische slavernijverleden van Suriname en de Caraïbische eilanden Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten.
Van slavernij was ook op andere plekken in het Nederlands Koninkrijk sprake. We bieden nadrukkelijk ook ruimte aan tot nu toe onderbelichte perspectieven met een relatie tot het Nederlands slavernijverleden tijdens het herdenkingsjaar.
De perspectieven, maar niet uitsluitend deze, zijn: het perspectief van de oorspronkelijke bevolking die in Suriname tot slaaf werd gemaakt, het perspectief van slavernij in de Oost (of voormalig Nederlands-Indië) en het perspectief van de contractarbeid van met name Chinezen, Javanen en Hindostanen in Suriname, alsook bijvoorbeeld Molukse, Ghanese en Zuid-Afrikaanse gemeenschappen.
Het slavernijverleden is een zeer pijnlijk en belangrijk onderdeel van onze geschiedenis. Binnen het slavernijverleden zijn de perspectieven van betrokken gemeenschappen en hun nazaten onderbelicht. De term gedeeld wordt gebruikt om te benoemen dat deze onderbelichte perspectieven onderdeel moeten uitmaken van ons gedeeld verleden. De Rijksoverheid beoogt hiermee bij te dragen aan structurele aandacht, blijvende kennis en erkenning voor ons gedeelde verleden en de doorwerking in het heden.
Het Mondriaan Fonds en het Fonds voor Cultuurparticipatie stellen voor het Herdenkingsjaar ieder een subsidieregeling op voor aanvragers vanuit het hele koninkrijk inclusief de Caraïbische eilanden Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten. Via deze twee regelingen kan een grote verscheidenheid aan (culturele) organisaties, gemeenschappen, archieven en individuen activiteiten ontwikkelen waarmee de slavernij herdacht kan worden en de kennis over het slavernijverleden gedeeld en vergroot kan worden.
Vanwege het verschil in werkwijze van de fondsen zorgt dit voor laagdrempeligheid van de regelingen. Via deze twee regelingen kunnen verschillende typen aanvragen van zowel grotere instellingen als kleine lokale initiatieven en zowel gemeenschappen als individuen en culturele organisaties gefaciliteerd worden.
Het kabinet komt nog dit najaar met een reactie op het adviesrapport van de Dialooggroep.
Zorgvuldigheid staat daarbij centraal. Daarom zijn de Minister-President, de minister van Buitenlandse Handel en de minister en staatssecretaris van Binnenlandse Zaken de afgelopen tijd op bezoek geweest in Suriname en in het Caraïbisch deel van het Koninkrijk. De kabinetsreactie zal ook ingaan op de aanbeveling van de Dialooggroep, zij hebben aanbevolen excuses te maken en herstelmaatregelen te treffen.