De jongere die gedagvaard is, moet bij een bijeenkomst op de rechtbank verschijnen: een rechtszitting. Ook ouders die het gezag over de jongere hebben, zijn verplicht om naar de zitting te komen. De zitting is bij jongeren niet open voor publiek.
Tijdens de zitting onderzoekt de rechter de zaak. De officier van justitie vertelt waarvan hij de jongere beschuldigt. Daarna stelt de rechter vragen aan de jongere en soms ook aan de ouders. Ook kan de rechter slachtoffers, getuigen en deskundigen horen.
Als de Voogdijraad op de zitting aanwezig is, kan de rechter vragen om een toelichting op het raadsrapport en het advies. Aan het eind van de zitting eist de officier van justitie een straf of een maatregel. De rechter kan gelijk zijn oordeel geven. Als dit niet zo is, geeft hij aan wanneer hij zijn oordeel geeft.
De rechter geeft een oordeel over
- of het feit waarvan de jongere wordt verdacht, bewezen is
- of het feit strafbaar is en om welk strafbaar feit het gaat
- of de verdachte strafbaar is.
Hij bepaalt of er een straf of een maatregel wordt opgelegd en welke dat is.
De jongere en de officier van justitie kunnen tegen dit vonnis in hoger beroep gaan. Als je in hoger beroep gaat, vraag je aan een ‘hogere’ rechter om te kijken of de beslissing wel de goede beslissing was.